Een artikel waard om te lezen en deze is overgenomen
van de site http://www.ffinfo.nl/
Een WF Density (D) 3, 5, 7, een intermediate lijn of een drijvende lijn? Het is een ‘jungle’ om de juiste vliegenlijn te kiezen als je op een reservoir vist, zeker vanuit een driftende boot. De meeste vragen op beurzen, telefoon of schriftelijk gaan over vliegenlijnen; Waar, wanneer en welke moet je gebruiken?
Eind mei, we varen naar het raakpunt tussen de Zuid- en de Noordarm van Rutland (Engeland’s meest gereputeerd reservoir) op zoek naar overwinterde forellen, niet de stockies! Er staat een perfecte Zuidwesten-wind met afwisselend wolken en zon en met het parachuteanker drijft de boot precies met de gewenste snelheid richting dam. Onder een dik wolkendek zien we enkele vinnen de golven ‘breken’, tekenen dat de vis hoog zwemt, maar als de zon komt ‘piepen’ is er geen vis meer te bespeuren!
Welke lijn gaan we opzetten; een drijvende, intermediate of een traag zinkende. Of kies je toch voor nog een andere lijn?
Voor mij is de keuze snel gemaakt, het wordt een snelzinkende D7 want als je vis in de oppervlakte ziet hoef je niet ver te vissen. Zie je niets dan moet je de forellen dieper zoeken en dus verder werpen om de vliegen op diepte te laten komen. Veel vliegvissers raken ‘verward’ hoe je zinkende lijnen ook hoog kunt vissen en verliezen veel tijd met constant lijnen wisselen met verschillende zinksnelheden! Vorig jaar zat ik in de boot met Phil Dixon tijdens de Bob Church Classic in Rutland. Fantastische kerel en hij zal het mij zeker niet kwalijk nemen dat mijn keuze voor een D-7 de juiste was de eerste drie uur van de wedstrijd. De vis ‘speelde’ als een jojo. Dan weer hoog, dan weer laag en Phil wisselde voordurend van een D7 naar een D3 om in ‘contact’ te blijven met de vis. Na drie uren stonden er voor mij zeven vissen op het controleblad, voor hem slechts drie. Tegen het einde van de dag had hij de stand in zijn voordeel weten om te buigen want een tophengelaar als hij is ‘volgde’ en ging sneller dan ondergetekende.
VisieDe sleutel om succesvol met een D7 te vissen is de vliegen in het gezichtsvenster van de forellen te houden. Dat kan op verschillende manieren en gaat als volgt.
Stel je vist met twee blobs aan een zes meter lange leader met de dropper ongeveer twee meters van de vliegenlijn. Een nimf tussen de twee blobs kan ook! Het liefst houd ik de vliegen ver uit elkaar zo wordt de vis minder argwanend.
Zwemt de vis net onder de oppervlakte, dan tel ik na het uitwerpen tot tien en start met binnenvissen. Tijdens de zinkfase voel ik enkele ‘tikjes’, maar geen aanbeten. Bij het uitvissen worden de vliegen gelift en zie ik een volger. Dit is het sein dat de vliegen onder de forellen doorgaan en dus te diep zitten want het is pas als de vliegen in het gezichtsvenster komen (bij het zakken of het liften) dat je reactie krijgt. Dus vroeger starten of overgaan naar een D3, maar dat kost weer tijd! Krijg je geen aanbeet dan kun je tot twintig tellen en kun je weer binnenvissen. Met een D7 betekent dat de vliegen dan ongeveer 2,5 tot 3 meter diep gaan. De diepte wordt mede bepaald door de snelheid waarmee je binnenvist want de lijn zinkt door terwijl je binnenvist tot op het punt dat de vliegen naar de oppervlakte worden gevist.
Craig Barr met een nieuw Engels record bruine forel uit Chew Valey, bijna 17 pond.
Een andere tip om te weten hoe diep de vissen ‘hangen’ is aan welke vlieg vang je ze. Vang je enkele vissen aan de topdropper d.w.z. dat de forellen dieper zitten dan je vist. Jawel, dieper (als je met onverzwaarde vliegen of een boobie op de punt vist) want de vlieg het dichtst bij een zinkende lijn zakt het snelst, vist dus het diepst. Het antwoord is; of de leader inkorten of een zwaardere puntvlieg gebruiken of langer laten afzinken voor je begint binnen te vissen. Alleen als ik zeker weet dat de forellen langdurig in de oppervlakte vertoeven zal ik de lijn wisselen voor een D3 of een intermediate. Dit vist veel gevoeliger, je voelt als het ware elk ‘tikje’, maar denk er bij dat ook deze lijn (weliswaar minder) zinkt als je binnenvist. Om de vliegen toch relatief hoog te houden kun je als puntvlieg een booby aanknopen. Wordt ook wel eens ‘washingline’ genoemd en kan bij elke soort vliegenlijn worden toegepast!
Eerste kennismaking
Mijn eerste kennismaking met een ‘blob’ was tijdens de Fulling Mill finale in Rutland zo’n acht jaar geleden toen Tony Curtis mijn boatpartner was. De eerste twee uren waren de vangsten van beide nagenoeg gelijk, maar toen zag ik hem een andere vlieg (leek meer op een oranje ‘prop’) aanbinden en hij ging in overdrive met als resultaat zes forellen binnen het uur! Nog mooie vissen ook, allemaal tussen drie en vier pond en dit terwijl de forellen op buzzers en daphnia in de ondiepe delen van het meer aan het azen waren. Mijn oranje streamer lieten ze ongemoeid, maar de oranje blob…
Sedert dien zijn blobs niet meer weg te denken uit mijn vliegendoos en niet alleen in oranje. Het lijkt vreemd dat zo’n onecht uitziende vlieg zoveel vis vangt. Oranje blobs worden waarschijnlijk door forellenogen gezien als een ‘klompje’ watervlooien, maar wat zien ze dan in een zwarte, witte of goudkleurige blob? Geen zinnig antwoord op te geven alleen het feit dat een snel binnengeviste blob veel kabaal maakt in het water en dit de agressiviteit van de forellen aanwakkert. Het was opzichter in Rutland Water, Dave Doherty, die de blob introduceerde en intussen weten we dat een donker oranje blob beter scoort op Grafham terwijl een perzikkleurige blob de favoriet is voor Rutland Water.
Niet alleen
Er zijn vliegvissers die ‘vreemd’ kijken of reageren als je zegt dat twee, drie of zelfs vier vliegen op dezelfde leader meer vangen dan één! Meestal heeft het te maken dat de techniek om meerdere vliegen aan één leader foutloos te werpen ontbreekt, maar het loont echt de moeite om door te bijten. De dubbele strip en wind in de rug zijn de twee sleutelelementen om meerdere vliegen tegelijk mooi te serveren en binnen te vissen. Het is maar hoogst zelden dat ik slechts één vlieg aan de leader knoop.
Dat is bij helder, ondiep water, windstil of druk bevist water. Wat er ook in het water ligt, zwemt, zweeft of dwarrelt forellen zijn altijd geïnteresseerd en nemen een kijkje.
Dat wil niet zeggen dat ze ook toehappen. Juist daarom is het zo interessant om met meerdere vliegen te vissen. Wat zijn zo de goede combinaties? Stel wij gaan voor drie striksels en gaan snel binnenvissen. Als topdropper kun je best voor een attractor kiezen zoals bijvoorbeeld een blob of en fel gekleurde vlieg. De middendropper wordt een nimf zoals een Cruncher, Diawl bach, hazenoor of Pheasant tail. Op de punt komt een streamer met als voorkeur een Cats whisker of een Viva. Vis je traag dan zie ik graag een booby op de punt en twee nimfen op de droppers, zo blijven de vliegen op min of meer dezelfde diepte. Het is een kwestie van nadenken en uitproberen. Ik kan zeggen hoe, maar je bent zelf verantwoordelijk voor het resultaat. Doe je het fout zeg dan niet ik heb het gelezen want...Er zijn veel verschillende vliegenlijnen op de markt en een keuze maken is niet gemakkelijk, maar het kan niet fout gaan als je kiest voor de 40 plus en Sixth Sense lijnen van
www.airflofishing.com of de nieuwste Nativerun G.Loomis
www.gloomis.com low stretch vliegenlijnen of
www.rioproducts.com vliegenlijnen in de WF7 en/of WF8 uitvoeringen. Reservoirvissen vraagt om meer dan één vliegenlijn wil je alle situaties de baas. Mijn keuzes zie je in onderstaand lijstje.
Meer dan één:
- Drijvende lijnWordt gebruikt als de vis in de oppervlakte en/of de bovenste waterlagen huist met droge vliegen, en onverzwaarde nimfen of floating fry op de cast. Bij weinig wind of windstil weer ook de aangewezen lijn om te ‘buzzeren’, zelfs tot zes meter en dieper!
- Intermediate lijnenVeel gebruikte lijnen bij competitievissers. Kan als een slow, medium of fast intermediate gebruikt worden, maar ook als een Hooverlijn (lees net onder de oppervlakte vissen). Vooral met buzzers en nimfen en als washing line gebruiken.
- Slow intermediateKan je goed gebruiken bij dwarswind zodat de golfslag/wind je vlieglijn minder wegdrukt of als de nimfen tussen 0,50 en 1 meter water moeten gevist worden. Met deze lijn kun je zowel streamers, nimfen, boobies als buzzers vissen.
- Medium intermediateWordt nogal eens gebruikt als er met verzwaarde streamers op stockies wordt gevist.
- Fast intermediateEen veel gebruikte lijn vooral als er moet gevist worden tussen 0,75 en 1,5 meter bij stevige wind en een snelle bootdrift. Goed voor de washing line techniek met boobies, nimfen en streamers.
- D3De lijn die ik vaak gebruik! Vis je snel binnen dan kun je de vliegen hoog houden, vis je traag binnen dan kan je uiterst precies de diepte bepalen, zelfs met boobies. Een kwestie van oefenen.
- D5
Een vrij snel zinkende lijn die het midden houdt tussen een D3 en een D7. Wordt minder gebruikt, maar is ideaal om met boobies op kleine reservoirs te vissen of als je de vis moet ‘zoeken’ binnen vissend aan een constante snelheid.
- D7
Is mijn tweede favoriete all-round lijn die (zoals in dit artikel beschreven) kan ingezet worden bij veel verschillende omstandigheden. Zeker als er snel moet gestript worden of met boobies worden gevist. Om te vissen op ‘half’ water met nimfen zinkt deze lijn te snel.
- D8
Een echte ‘baksteenlijn’ en enkel te gebruiken als de vissen onwijs diep zitten (tijdens hoogzomer), zinkt te snel om ‘normaal’ te vissen. Voor beginners moeilijk te werpen!
- Midgetip
Een drijvende lijn met een korte slow sinktip (lees ongeveer 1 meter), ideaal om met buzzers in de oppervlakte te vissen of tussen wierbedden. Vist subtiel op schuwe forellen.
- Ghosttip
Een drijvende lijn met een 4,50 meter lange intermediate sinktip. Vist zeer ‘gevoelig’, met nimfen, tussen 1 en 2,50 meter.